maandag 5 januari 2009

Handleiding voor de Israelische acties jegens de Palestijnen

Collega-blog De Pro-Israel Lobby wees de lezers gisteren op een bijbelboek, dat mij ontgaan was, omdat in de tijd waarin ik nog gevoelig was voor godsdienstige indoctrinatie (in mijn geval van de club van Rome) het betreffende boek niet meetelde, omdat het een apocrief boek zou zijn, het boek Deuteronium.

Dit boek is echter héél belangrijk, omdat het in hoofdstuk 7 precies aangeeft waarmee Israel al 60 jaar bezig is, en tevens wat het einddoel is van Israel:
Deuteronomium 7
1 Wanneer u de Heere, uw God, zal gebracht hebben in het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven; en Hij vele volken voor uw aangezicht zal hebben uitgeworpen, de Hethieten, en de Girgasieten, en de Amorieten, en de Kanaanieten, en de Ferezieten, en de Hevieten, en de Jebusieten, zeven volken, die meerder en machtiger zijn dan gij; 2 En de Heere, uw God, hen zal gegeven hebben voor uw aangezicht, dat gij ze slaat; zo zult gij hen ganselijk verbannen
[de meeste Palestijnen werden uit Israel gedeporteerd; zij wonen nu in Jordanië]; gij zult geen verbond met hen maken, noch hun genadig zijn. 3 Gij zult u ook met hen niet vermaagschappen; gij zult uw dochters niet geven aan hun zonen, en hun dochters niet nemen voor uw zonen. 4 Want zij zouden uw zonen van Mij doen afwijken, dat zij andere goden zouden dienen; en de toorn des Heeren zou tegen ulieden ontsteken, en u haast verdelgen.
5 Maar alzo zult gij hun doen: hun altaren zult gij afwerpen
[in Gaza zijn al meer dan tien moskeeën gebombardeerd], en hun opgerichte beelden verbreken, en hun bossen zult gij afhouwen, en hun gesnedene beelden met vuur verbranden.
6 Want gij zijt een heilig volk den Heere, uw God; u heeft de Heere, uw God, verkoren, dat gij Hem tot een volk des eigendoms zoudt zijn uit alle volken, die op den aardbodem zijn. 7 De Heere heeft geen lust tot u gehad, noch u verkoren, om uw veelheid boven alle andere volken; want gij waart het weinigste van alle volken. 8 Maar omdat de Heere ulieden liefhad, en opdat Hij hield den eed, dien Hij uw vaderen gezworen had, heeft u de Heere met een sterke hand uitgevoerd, en heeft u verlost uit het diensthuis, uit de hand van Farao, koning van Egypte.
9 Gij zult dan weten, dat de Heere, uw God, die God is, die getrouwe God, welke het verbond en de weldadigheid houdt dien, die Hem liefhebben, en Zijn geboden houden tot in duizend geslachten. 10 En Hij vergeldt een ieder van hen, die Hem haten, in zijn aangezicht, om hem te verderven; Hij zal het Zijn hater niet vertrekken, in zijn aangezicht zal Hij het hem vergelden.
11 Houdt dan de geboden, en de inzettingen, en de rechten, die ik u heden gebiede, om die te doen. 12 Zo zal het geschieden, omdat gij deze rechten zult horen, en houden, en dezelve doen, dat de Heere, uw God, u het verbond en de weldadigheid zal houden, die Hij uw vaderen gezworen heeft;13 En Hij zal u liefhebben, en zal u zegenen, en u doen vermenigvuldigen; en Hij zal zegenen de vrucht uws buiks, en de vrucht uws lands, uw koren, en uw most, en uw olie, de voortzetting uwer koeien, en de kudden van uw klein vee, in het land, dat Hij aan uw vaderen gezworen heeft u te geven. 14 Gezegend zult gij zijn boven alle volken; er zal onder u noch man noch vrouw onvruchtbaar zijn, ook [niet] onder uw beesten; 15 En de Heere zal alle krankheid van u afweren, en Hij zal u geen van de kwade ziekten der Egyptenaren, die gij kent, opleggen, maar zal ze leggen op allen, die u haten.
16 Gij zult dan al die volken verteren, die de Heere, uw God, u geven zal; uw oog zal hen niet verschonen, en gij zult hun goden niet dienen; want dat zoude u een strik zijn. 17 Zo gij in uw hart zeidet: Deze volken zijn meerder dan ik; hoe zou ik hen uit de bezitting kunnen verdrijven? 18 Vreest niet voor hen; gedenkt steeds, wat de Heere, uw God, aan Farao en aan alle Egyptenaren gedaan heeft; 19 De grote verzoekingen, die uw ogen gezien hebben, en de tekenen, en de wonderen, en de sterke hand, en den uitgestrekten arm, door welken u de Heere, uw God, heeft uitgevoerd; alzo zal de Heere, uw God, doen aan alle volken, voor welker aangezicht gij vreest.
20 Daartoe zal de Heere, uw God, ook horzelen onder hen zenden; totdat zij omkomen, die overgebleven, en voor uw aangezicht verborgen zijn. 21 Ontzet u niet voor hunlieder aangezicht; want de Heere, uw God, is in het midden van u, een groot en vreselijk God. 22 En de Heere, uw God, zal deze volken voor uw aangezicht allengskens uitwerpen; haastelijk zult gij hen niet mogen te niet doen, opdat het wild des velds niet tegen u vermenigvuldige.
[kortom: niet alle Palestijnen tegelijk uitmoorden.]
23 En de Heere zal hen geven voor uw aangezicht, en Hij zal hen verschrikken met grote verschrikking [inmiddels al 60 jaar lang!], totdat zij verdelgd worden [!]. 24 Ook zal Hij hun koningen in uw hand geven, dat gij hun naam van onder den hemel te niet doet; geen man zal voor uw aangezicht bestaan, totdat gij hen zult hebben verdelgd.
Misschien verklaart het feit dat het boek Deuteronium niet in de RK-versie van de bijbel is opgenomen wel waarom bijv. een katholiek als Dries van Agt (ondanks alle andere fouten die hij gemaakt heeft) inziet dat Israel oorlogsmisdaden aan het bedrijven is, terwijl de christenfundamentalisten van de Balkenbende (en niet te vergeten die van de EO) zich nog steeds zonder voorbehoud achter Israel scharen.

We weten nu in ieder geval dat de Israelische oorlogsmisdaden worden uitgevoerd op last van de god uit het Oude Testament, die zowel door de orthodoxe joden (waarachter de staat Israel zich verschuilt) als door de christenfundamentalisten wordt vereerd.

2 opmerkingen:

Sonja zei

In de Nieuwe Bijbelvertaling staat bij dit hoofdstuk "De omgang met andere volkeren"

Dwarslezer zei

Omdat de orthodoxe christenen nog erg in het verleden leven, heb ik de tekst uit de statenbijbel genomen. Ik heb nog een andere 'vertaling'(1953, Nederlandsch Bijgelgenootschap), waar bij Deuteronomium de titel "Verhouding tot de inwoners van Kanaän" is toegevoegd.
De bijbel geeft nog enkele 'fraaie' voorbeelden van wat het 'uitverkoren volk' gedaan heeft met andere bewoners van het 'beloofde land'. Denk bijvoorbeeld aan de inname van de stad Jericho: "En zij verbanden alles wat in de stad was, van den man tot de vrouw toe, van het kind tot den oude, en tot den os en het kleine vee en den ezel, door de scherpte des zwaards."(Jozua 6:21)