Ik kom toch maar even terug uit mijn winterslaap, want een uitspraak zoals die van minus-ter Zalm (dat armoede betrekkelijk is), mag niet onopgemerkt blijven. Niet dat ik denk dat hij aan de aandacht zal ontsnappen, want ik kwam hem in tal van kranten en in radio-uitzendingen tegen, maar ook ik wil nog mijn zegje doen over zoveel hufterigheid.
Minus-ter Zwamneus, alles is (zij het in betrekkelijke zin) betrekkelijk, met enkele belangrijke uitzonderingen, want domheid en botheid (beide in grote mate aanwezig bij Zalm) zijn absoluut. Het zijn dezelfde domheid en botheid die elke kritiek op de Nederlandse situatie meent te mogen pareren met verwijzingen naar plaatsen waar het nog slechter gaat, alsof er alleen maar voor gewaakt hoeft te worden dat Nederland niet helemaal onderaan op de ellende-lijst komt te staan...
Het zou me overigens niets verbazen wanneer Nederland ook dat record aan het einde van het Balkenkabinetje nog op zijn konto zal kunnen schrijven...
2 opmerkingen:
al te suikergoed is giftig gek
Kijk, ik heb een hekel aan wespen, omdat ze zo volkomen ervan uitgaan dat hen alles toebehoort en jij dus altijd probeert hen te beroven (tsjakka, heb je weer zo'n irritante steek te pakken), terwijl jij bij de groenteboer toch écht voor die perzik betaald hebt, waardoor jij er de eigenaar van werd.
En de bezitter mag het fruit eten, of afgeven, desnoods zelfs aan een brutale wesp ... maar wat als je dat laatste nu net niet van plan was en het eerste juist wel, zijn er dan problemen? Nee, voor mij niet. Voor de wespen wel, want vanaf het moment dat die de perzik roken of zagen werd hij op hun lijstje van bezittingen bijgeschreven. Met een bonnetje van aankoop wapperen helpt dan niet, want wespen beweren niet te kunnen lezen.
Voor ik me nu helemaal aan irritatie en frustratie overgeef, kan ik beter even zeggen waarom ik dit stukje schrijf.
Het is eind december en wespen horen zich (in voorbereiding op het bouwen van een nieuw nest vol van die etterbakken) in halve coma op een warm plekje te hebben 'ingegraven'.
Niet deze, waar ik op sokkevoeten bijna bovenop ging staan.
Het beest kromt zijn lijf, ik verwacht een steek, maar de wesp probeert alleen maar van me weg te kruipen, wat hem (háár kan ik beter zeggen, de hém's zijn allang de pijp uit) niet bijster goed afgaat.
Ik probeer haar op te pakken, dat vindt ze geen goed idee, dus ik schuif haar met een tandenstoker in een drinkglas. Ze probeert niet eens weg te vliegen.
Ze krabbelt een beetje tegen de zijkanten op, maar kan zich niet goed vastgrijpen en valt steeds om. Het arme ding heeft totaal geen energie.
Aangezien ik eerder wel eens gaasvliegen van een veel te vroege dood gered heb met een vochtig wattenstokje met een druppeltje honing, besluit ik dezelfde taktiek ook bij de wesp toe te passen, maar deze is blijkbaar te ver heen: er wordt wel wat gehaspt en even lijken de pootjes wat steviger nergezet te worden, maar dan zakt het beestje weer in elkaar.
Er wordt niet gereageerd op visuele prikkels, pas als ik met de tandenstoker tegen een pootje aantik, komt er weer even wat beweging in.
Misschien vertel ik nog wel eens hoe het afliep, maar voor dit verhaal is het niet zo interessant, want het ging (we zijn er, eindelijk) over de relativiteitsteorie.
Als die van-de-ratten-besnuffelde idioten in "o dennehaag, o dennenhaag" op deze manier tegen betrekkelijkheid aan zouden kijken (dus zoals ik eerste hulp biedt aan een moordlustig geel-zwart gestreept steekbeest in nood), had ik daar misschien vrede mee kunnen hebben, maar nu niet, want die (balk)ellendelingen gedragen zich als wespen in de zomer, en sommige daarvan help ik versneld aan een kans op reïnkarnatie.
Afvoeren die stomme klootzakken.
Zet ze maar in een roeibootje ergens op de Noordzee tussen Schotland en Denemarken, met één roeispaan en één rol beschuit (van een huismerk), dan zullen ze gauw genoeg de betrekkelijkheid van armoede inzien, en die van warmte, en die van volgevreten pens, en die van ...
helaas - epitaaf
Verschillende keren heb ik geprobeerd om Hare Gestreeptheid te bewegen het glas te verlaten en het luchtruim te kiezen om alsnog een winterslaapplaats te zoeken, maar verder dan wat extra stapjes en voelsprietpoetsen ging ze niet.
Uiteindelijk ben ik maar gaan slapen (na me eerst nog even zorgvuldig ervan vergewist te hebben dat er nog honing en vocht genoeg in/op het wattenstaafje zaten).
Tot mijn groot verdriet (ik sliep niet zo best, moest regelmatig woelend aan mijn patiëntje denken) had ze mij en het aardse tijdens die donkere uren verlaten, maar voordien had ze zich tegoed gedaan aan mijn noodrantsoen, het was allemaal op (op wat vochtplekjes op de glazen bodem na, of zou dat wat anders zijn?).
Het is natuurlijk een hele verantwoordelijkheid, via je genen de boodschap doorkrijgen dat je een toekomstige moeder-overste bent, maar tóch.
Misschien was het (gewoon) haar tijd en had ik het vertrek alleen maar uitgesteld, maar vermoedelijk heeft de laatste overmatige inname tot een hartverzakking geleid.
Of is dat een te antropomorf standpunt?
Het is in ieder geval niet bedoeld als natrappen.
Een belangrijkere kwestie is de volgende.
Is dit ook het uiteindelijk lot dat onze volgevreten politiekers te wachten staat ("to be expected soon in this theatre")?
De volgende opmerking is misschien niet zo heel relativerend: als het woord politieker nog geen negatieve bijklank had, dan zorgt deze klub christenheidenen daar wel voor.
R.I.B. (requiescat in bello)
Een reactie posten