zaterdag 30 september 2006

Goede gesprekspartners [gastkolom]

Een gesprekspartner is, volgens het Diccionario de la Real Academia Española de la Lengua, “elk van de personen die deelnemen aan een dialoog”. [Van Dale’s Groot Woordenboek van de Nederlandse taal formuleert het overigens anders: “persoon met wie men in gesprek is”] Terwijl een dialoog, in zijn derde betekenis, het “gesprek om tot overeenstemming te komen” is [Van Dale: 5e betekenis: “gesprek, overleg tussen (twee) partijen, groeperingen, e.d.”; en ‘gesprek’: “uitwisseling van gedachten om te komen tot contact en wederzijds begrip, of tot de oplossing van bep. problemen”.].

Het is inderdaad zo dat Spanje op zoek is, en moet zijn, naar overeenstemming met Noord-Amerika en het is eveneens zo dat, ook al lijkt dat ongelooflijk, Noord-Amerika omgang en overeenstemming zoekt en moet blijven zoeken met Spanje. Daarom heeft G. Bush Eduardo Aguirre (ambassadeur van de Verenigde Staten) naar Spanje gestuurd.

Zoals altijd, of bijna altijd (dat gebeurt bij alle betrekkingen tussen mensen) is er veel ruimte voor tweeslachtigheid, dubbelzinnigheid en misverstanden. Dit soort situaties zou tussen personen op dit niveau vermeden moeten worden.

Wanneer daarom bijvoorbeeld de ambassadeur van de Verenigde Staten zegt: “We komen allemaal ooit voor onze schepper te staan, en het wordt tijd van Fidel Castro voor de zijne komt te staan”, wat denkt u dan? Dat de ambassadeur van de Verenigde Staten wil dat Fidel Castro blijft leven, dat hij zijn volk tot een ijkpunt maakt voor de niet-gebonden landen, dat hij democratisch wordt…? Of wil onze diplomaat Aguirre daarentegen dat Fidel Castro sterft?

U hoeft me niet te antwoorden; de opmerking dat het tijd wordt voor Fidel Castro om voor zijn schepper te verschijnen laat weinig ruimte voor tweeslachtigheid en veel minder voor het zoeken naar de overeenstemming waarover ik het aan het begin had toen ik aanhaalde wat het woordenboek zegt over de dialoog.

Voor Spanje en de Spaanse betrekkingen met de Venezolaanse regering van Hugo Chávez, had Aguirre ook enkele woorden (veel alegorischer dan die waarmee hij naar de Cubaanse leider verwees). Hij zei dat de betrekkingen tussen Spanje en de Verenigde Staten lijken op een snelweg van 22 banen breed, waarvan er drie of vier geblokkeerd zijn door thema’s als politieke en commerciële betrekkingen tussen de twee landen. Toch, zei hij ook (en vergeet niet dat hij dat in Spanje zei en dat hij zich dus een beetje moest matigen) dat er op die snelweg, waarover hij het had, nog steeds verkeer is en dat er nog op gereden kan worden.

Wat betekent dat? Betekent dat misschien dat, als de huidige regering doorgaat met zijn speciale manier van politiek bedrijven, de snelweg tussen Spanje en de Verenigde Staten volledig geblokkeerd zal worden? Die blokkade van banen op de snelweg, is die hetzelfde of ongeveer hetzelfde als de blokkade die de Verenigde Staten al jarenlang om Cuba heeft liggen?

Dit gematigde (“noblesse oblige”, zoals Boecio zei) dreigement, gevolgd door de opmerking dat president George Bush hem naar Spanje gestuurd had met de expliciete opdracht om met het oog op de toekomst en niet op het verleden de bilaterale relaties te verbeteren, was niet bepaald de beste manier om tot een dialoog te komen, anderzijds een van de fundamentele eisen die aan een goed diplomaat gesteld kunnen worden en waarnaar Aguirre verwees toen hij zei dat Spanje een goede gesprekspartner kon worden. “Spanje kan een goede gesprekspartner zijn”, verzekerde hij.

Je meent het, Aguirre, een dubbelzinnigheid deze keer! “Spanje kan een goede gesprekspartner zijn” betekent dat Spanje momenteel geen goede gesprekspartner is; of misschien dat Spanje wel een goede gesprekspartner is, maar een nog betere kan worden zodra we het probleem van de geblokkeerde banen op de snelweg oplossen; of misschien dat Spanje mogelijk en in potentie een goede gesprekspartner kan zijn, maar dan volgens de Noord-Amerikaanse Tien Geboden voor goede gesprekspartners, waarin de landen zijn opgenomen waarmee een dialoog wel en niet mogelijk is.

Het lijkt wel een struikelrijmpje, beste lezers, en misschien is het dat ook wel. Wat ik verrassend vind (want dat is het in feite) is dat het op dit niveau nog mogelijk is tweeslachtige, hatelijke en dubbelzinnige taal te blijven gebruiken, zonder dat iemand daar vragen over stelt. Zonder dat iemand zich minstens afvraagt of misschien de Verenigde Staten, hun president, hun diplomaten degenen zijn die nog niet geleerd hebben wat het verdomme betekent om een dialoog te voeren en goede gesprekspartners te zijn. Zullen we het daar eens over hebben?
© Cristina Caramés Espada (columniste bij de Diario de Ferrol), met toestemming vertaald en opgenomen.

Geen opmerkingen: