Ik moet toegeven dat de volgende tekst een flinke lap is, maar hij lijkt me toch alleszins belangrijk genoeg om door te laten dringen tot de goedbedoelende SP-leden, die nog steeds hopen om door middel van regeringsdeelname in Nederland de Nederlandse naast-elkander-leving terug te kunnen veranderen in een samenleving.
IK voorspel dat het, als de SP zich ooit laat overhalen tot regeringsdeelname (zelfs als sprake zou zijn van een absolute meerderheid) op een fiasco zal uitdraaien. Naast de formele parlementaire macht zijn er talloze andere machten (denk maar aan de neoliberale Europese Unie, maar ook aan de macht van het Nederlandse groot-kapitaal - en zelfs aan het dreigement van toenmalige secretaris-generaal van de Navo Joseph Luns, die in 1975 premier Joop den Uyl dreigde met NAVO-inmenging als de Nederlandse "democratie" [NAVO-taal voor "kapitalisme"] in gevaar zou komen), die al het mogelijke zullen doen om de SP tegen te werken.
De onderstaande tekst (gepubliceerd in N° 2 van de 4de jaargang [1934] van het anarcho-syndicalistische tijdschrift Grondslagen) betreft de Noorse parlementsverkiezingen van 1928, maar er zijn talloze andere voorbeelden te vinden, waaruit blijkt hoe gevaarlijk "linkse" regeringsdeelname is in een kapitalistisch of neoliberaal systeem. Denk bijvoorbeeld aan de Spaanse Republiek, waar met het oog op de bestrijding van het Franco-fascisme ook de revolutionaire linkse partijen zich lieten overhalen om deel te nemen aan een eenheidsregering, die uiteindelijk leidde tot overheersing door de stalinistische communisten.
In het hypothetische geval dat de SP een absolute meerderheid zou behalen in Nederlandse parlementsverkiezingen, zal het onmogelijk zijn de ellende van de voorbije decennia in een regeringsperiode van 4 jaar op te lossen. En dan heb ik het daarbij niet eens over de tegenwerking die de SP daarbij van alle kanten zal ondervinden. Het gevolg zal dan zijn dat de -grotendeels nauwelijk politiek bewuste- kiezers zich na 4 jaar maar al te gemakkelijk zullen laten overtuigen door de beweringen van andere partijen (D66, VVD, CDA, noem-maar-op) en de gelijkgeschakelde Nederlandse media dat de SP er een puinhoop van zou hebben gemaakt.
Denk daarnaast ook maar eens aan de PvdA, die onder Wim
De ENIGE mogelijkheid voor de SP om, zelfs met een absolute meerderheid, invloed te kunnen uitoefenen is door vanuit de oppositie te werken. Daarvoor hoeven geen programmapunten opgeofferd te worden, hoeft geen water bij de wijn (het bier?) gedaan te worden. Verwijten van "lafheid" en "angsthazerij" zijn gemakkelijk genoeg te weerleggen, want het is gemakkelijk genoeg om uit te leggen dat ook een oppositiepartij kan wetsvoorstellen indienen. Alleen vanuit de oppositie kan de SP daadwerkelijk invloed uitoefenen - uiteraard binnen de beperkte mogelijkheden van de Nederlandse parlementaire "democratie".
DE EERSTE NOORSE ARBEIDERSREGERING
In de laatste jaren heeft de arbeidersbeweging gelegenheid gehad zich een schat van waardevolle lessen te verwerven, o.a. deze, dat een arbeiderspartij die de regering in handen heeft of door middel van het parlement aan de macht komt, niet in staat is de weerstand van het kapitalisme buiten het parlement af te breken.
We hebben tal van arbeidersregeringen gehad, op vreedzame of revolutionaire wijze tot stand gekomen, die echter geen van allen in staat bleken de economische machtsverhoudingen ook maar in de geringste mate te wijzigen. We kunnen wijzen op het volledige fiasco van de MacDonald-regering in Engeland als voorbeeld van een arbeidersregering, die door een verkiezingsoverwinning in het bezit van de macht gekomen is; op de Duitse sociaaldemocratie, die door een revolutie aan de macht kwam, doch in de praktische uitoefening van de politieke macht binnen het raam van de burgerlijke maatschappij zich als vijand van de arbeidersklasse en van het socialisme ontpopte om het kapitalisme in stand te houden; op de "Sovjet-regering", die de erfenis van de revolutie op een wijze beheert, die naast het in het leven geroepen staatskapitalisme ook het individuele kapitalisme weer laat opkomen.
We willen hier echter een nieuw experiment, een nieuwe ervaring vastleggen die, ofschoon ze behoort tot de hier voorafgaande, een poging is, in zeker opzicht van groot belang, nl. de arbeidersregering, die in Noorwegen gedurende 14 dagen een gastrol vervulde.
Bij de verkiezingen in januari 1928 behaalde de arbeiderspartij een grote overwinning. Ze werd de grootste partij in het parlement. Er ontbraken echter nog enkele stemmen voor de absolute meerderheid. De burgerlijke partijen hadden het dus nog in de hand op zuiver parlementaire wijze de "sociale dwaling", waaraan de arbeidersregering zich eventueel zou schuldig kunnen maken, te corrigeren. De arbeiderspartij had geen zin de verantwoording voor de samenstelling van de regering op zich te nemen. De omstandigheden dwongen er haar echter toe. Zodra de arbeidersregering in het zadel zat, werd er van de kant van de financiële wereld een interessante directe actie op touw gezet om de regering ten val te brengen. Eerst echter werd aan de regering in overweging gegeven een garantie van de staat voor de banken op zich te nemen. Dit was een soort verzekering tegen eventuele verliezen van de banken, waarbij de verzekeringspremie uit de magere kassen van de kleine middenstand betaald moest worden ten gunste van het bankkapitaal. Onder medewerking van de vroegere burgerlijke regering had men een deflatiepolitiek gevoerd, waarbij de Noorse kroon op het normale peil van zijn waarde werd gebracht, hetgeen echter tegelijkertijd vreselijke toestanden voor het land met zich bracht.
Gedurende de crisisperiode met haar steeds verminderende geldwaarde (de Noorse kroon was tot op de helft van haar normale waarde gezonken), kwamen zowel het land, de gemeenten, de kooplui als de industrie onder de schulden. Deze schuldenlast bestaat nog steeds, en drukt zwaar op het economische leven.
Leende men in die tijd 10 miljoen kronen, die tijdens de sterkste inflatie 5 miljoen kronen waard waren, dan betekende dit na het stijgen van de kroon op pari een schuld van 10 miljoen. Gemeenten, handel en industrie werden zwaar belast. Men beweert, dat 30% der werkloosheid op deze deflatie terug te voeren is.
De boeren konden hun leningen niet aflossen, de gedwongen executies namen van dag tot dag toe en de ene boer na de andere was genoodzaakt van zijn grond en bodem afstand te doen. Ook op de banken oefenden deze toestanden hun invloed uit. De ene na de andere ging failliet. Dit alles had echter niets te betekenen bij dat was ons nog te wachten gestaan zou hebben.
Om een al te grote krach van de banken te voorkomen had het grote bankkapitaal de oprichting van een garantiefonds geëist, waarin alle reserves van de nog beter gesitueerde banken verzameld moesten worden om de financieel zwakke te steunen. Om dit praktisch door te voeren zou de staat de garantie moeten overnemen, d.w.z. de komende faillissementen betalen of het kapitaal geven, dat nodig was, om deze faillissementen te voorkomen.
Met deze openlijke plundering van de kleine middenstand ten gunste van het bankkapitaal kon de arbeidersregering natuurlijk niet meedoen. Toen ze dan ook op de eis van de bankhyena's weigerde in te gaan, begonnen deze hun directe "buitenparlementaire" actie om de parlementaire macht van de arbeiderspartij, d.w.z. de arbeidersregering, ten val te brengen.
Deze actie begon met een uitgebreide vlucht van het kapitaal en met een verhoging van het disconto van 5% op 6%. Het geld werd duur. De bedoeling was duidelijk. Degenen, die de controle over het geld hadden, schiepen zulk een situatie, dat de burgerlijke partijen gedwongen waren tegen de arbeidersregering te stemmen.
De partij, die dacht alle macht in handen te hebben, werd door de eerste windstoot van de kapitalistische machten weggevaagd.
Het is niet oninteressant een keus te doen uit de uitspraken der arbeiderspolitici: "De macht bevindt zich niet meer hier in deze zaal, maar bij de bankzwendelaars, op de beurs, bij diegenen, die met het kapitaal op de vlucht slaan, bij de vaderlandsverraders", riep de minister van sociale zaken in het parlement uit. "Het is niet voldoende om bij een verkiezing je opvatting kenbaar te maken. De organisaties moeten versterkt worden. Zij drukken de werkelijke machtsverhoudingen uit, die de doorslag geven. Dit blijkt uit de regeringscrisis." De arbeiders moeten hun lessen trekken uit het verloop van deze crisis, schreef het hoofdorgaan van de Noorse arbeiderspartij.
Het officiële orgaan der Zweedse sociaaldemocraten schreef naar aanleiding hiervan:"Men houdt niet eens in schijn rekening met de uitdrukking van de volkswil. Tevergeefs zijn de kleine luiden in Noorwegen naar de stembus gestapt en hebben met de rechtse regering afgerekend. De overwinning die op de burgerlijke partijen werd behaald was vergeefs.Er werd zo weinig acht geslagen op de kiezers, die aan de arbeiderspartij hun vertrouwen schonken, dat men haar in het gezicht spuwde en zei, dat men met haar bedoelingen helaas geen rekening kon houden... Het is werkelijk een zeer ernstige zaak, wanneer op bevel van enige grote financiers de ondubbelzinnige aanwijzingen, die de natie bij de stembus heeft gegeven, door een enkele pennestreek kunnen worden geschrapt.
In een latere beschouwing bekende het geciteerde blad onomwonden, "dat de overwinning van de arbeidersklasse over de machten, die de regering Hornsrud ten val brachten, niet in de eerste plaats een parlementaire kwestie is. Het gaat om de werkelijke macht van de arbeidersklasse, overal waar ze in het economische en sociale leven de dagelijkse strijd tegen het kapitalisme moet voeren. Een sterke vertegenwoordiging in het parlement is goed. Het belangrijkste echter is dat deze vertegenwoordiging op een georganiseerde klassenmacht kan steunen, die inderdaad een beslissend tegenwicht tegen de macht der kapitalistische klasse vertegenwoordigt.
Een vakbeweging, die, indien mogelijk, de gehele loonarbeidersklasse omvat en door een sterke organisatie en doelbewuste politiek onophoudelijk haar positie in het economische leven uitbreidt en versterkt, is de wezenlijke kracht, die buiten het parlement in het leven moet geroepen worden."
Het is bezwaarlijk aan te nemen, dat politici in hun erkenning van de parlementaire machteloosheid en de noodzakelijkheid van directe actie verder zullen gaan. Deze bekentenis is ons ook al voldoende. Ze zijn in ieder geval op de goede weg om uit de hemel van hun illusies te vallen en met beide voeten op de aarde te gaan staan. Ze zullen moeten inzien, dat de beslissende factoren de buiten het parlement georganiseerde arbeidersmassa en de economische directe actie zijn, waarmee ze het economische en sociale leven direct moeten beïnvloeden.
Met het oog op het herhaalde mislukken van parlementaire acties heeft men zich blind gestaard op de frase: "Wacht maar, tot we de meerderheid hebben." Wat zou een eventuele meerderheid voor betekenis gehad hebben in het Noorse geval? Zou ze de werkelijke machtsverhoudingen op enige wijze hebben kunnen veranderen? Zou de economisch heersende klasse niet haar macht hebben behouden? Zou ze niet met haar economische macht iedere regering klein gekregen hebben?
Was het werkelijk zo ver gekomen, dat de regering ook maar de geringste poging had ondernomen om de machtsmiddelen van de staat aan te wenden, dan was de beslissing eveneens buiten het parlement gevallen. Een lid der Noorse arbeidersregering uitte zich na de ineenstorting van zijn regering op de volgende wijze: "Er zijn mensen die menen dat, wanneer de arbeiderspartij maar de meerderheid in het parlement krijgt, alles voor elkaar komt. Indien echter maar 70 à 80 leden van de Storthing (d.w.z. de meerderheid van het parlement) achter de arbeidersregering zou hebben gestaan, had men beleefd, dat dezelfde belanghebbenden een economische chaos veroorzaakt zouden hebben en ongetwijfeld zou men dit benut hebben, als voorwendsel voor iets, dat nog veel erger is, nl. voor een fascistische dictatuur.
Zonder twijfel staat de heersende klasse overal klaar om voor het door de politieke democratie "verwijfde" staatsapparaat een ander in de plaats te stellen, geschikter om de onderdrukking van de arbeidersklasse door te voeren. De fascistische staat is hiertoe het geschiktste middel. Bij de economische dictatuur van het kapitalisme behoort een overeenkomstig staatsapparaat: de politieke dictatuur.
Indien de ontwikkeling noodwendig tot een beslissing buiten het parlement voert, dan staan er twee wegen open: die van het syndicalisme of die van het bolsjewisme. Of het syndicalisme met de organisering van de arbeidersklasse op economische en industriële basis, met de opvoeding der massa's tot overname van de productiemiddelen, met het directe ingrijpen in het economische en sociale leven en het aanwenden van de economische en maatschappelijke macht om van binnenuit de oude maatschappelijke vormen te breken, de werkplaatsen en de fabrieken te expropriëren [onteigenen], de ondernemers uit te sluiten en de arbeidersklasse gereed te houden om het veroverde te verdedigen.
Of het bolsjewisme en zijn revolutie naar het oude recept en verovering van de politieke macht om een dictatuur te organiseren, welke onvermijdelijk tot een dictatuur over het proletariaat leiden moet, precies als de dictatuur van de fascistische staat; een dictatuur die geen politieke vrijheid kan brengen, en ondanks haar volkomen politieke macht ongeschikt is het economisch leven te organiseren, en in het beste geval tot staatskapitalisme leidt en die dus aan het proletariaat politieke, noch economische vrijheid brengen kan. -ALBERT JENSEN (april 1928)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten