woensdag 14 juli 2010

Oorlogen liegen (door Eduardo Galeano, Uruguayaans journalist en schrijver)


"—Maar het motief... –drong de heer Duval aan–. Iemand doodt niet zomaar voor niets. —Het motief? –antwoordde Ellery, zijn schouders ophalend–. U kent het motief al."

Ellery Queen. The Adventure of the House of Darkness

Oorlogen, zegt men, vinden plaats uit nobele gronden: de internationale veiligheid, de nationale waardigheid, de democratie, de vrijheid, de orde, in opdracht van de beschaving of door de wil van God. Niemand is eerlijk genoeg om te bekennen "Ik dood om te stelen".
Niet minder dan drie miljoen burgers stierven er in Congo in de loop van de vier jaar durende oorlog, die sinds eind 2002 stil ligt.

Zij stierven voor coltan, maar dat wisten ze zelf niet eens. Coltan is een zeldzaam mineraal en de rare naam verwijst naar de mengvorm van twee zeldzame mineralen, columbiet en tantaliet. Coltan was niets of weinig waard, totdat ontdekt werd dat het onmisbaar was voor de fabricage van mobiele telefoons, ruimteschepen, computers en raketten - en toen werd het nog duurder dan goud.


Bijna alle bekende reserves van coltan zit verstopt in het zand van Congo. Meer dan veertig jaar geleden werd Patrice Loumoumba geofferd op een altaar van goud en diamanten. Zijn land doodt hem elke dag opnieuw. De Congo, een zeer arm land, is geweldig rijk aan delfstoffen, en dat geschenk van de natuur is zich aan het veranderen in de vloek van de geschiedenis. 

De Afrikanen noemen aardolie "duivelsstront". In 1978 werd er in het zuiden van Soedan aardolie ontdekt. Zeven jaar later werd bekend dat de reserves meer dan twee maal zo groot zijn; de grootste voorraden bevinden zich in het westen van het land, in de streek van Darfur.

Daar heeft onlangs nog een moordpartij plaatsgevonden, die in feite nog steeds voortduurt. Veel zwarte boeren, volgens sommige schattingen twee miljoen, zijn gevlucht of zijn gestorven door een kogel, een mes of door de honger, door de aanwezigheid van Arabische milities, die door de regering gesteund worden met tanks en helicopters. Deze oorlog wordt vermomd als een etnisch en religieus conflict tussen de Arabische, islamitische, herders en de zwarte, christelijke en heidense, boeren. Het is echter wel zo dat de platgebrande dorpjes en de verpletterde akkers precies lagen waar nu de boortorens verschijnen die het land doorboren.

Het ontkennen van wat voor iedereen zichtbaar is, ten onrechte toegedicht aan dronkelappen, is de meest opvallende eigenschap van de president van de planeet [hier verwijst Galeano naar George W. Bush; het was 2005 - Dwarslezer], die Godzijdank, geen druppel drinkt. Hij blijft volhouden, de ene dag na de andere, dat zijn oorlog in Irak niets met aardolie te maken heeft.

"Ze hebben ons voor de gek gehouden door systematisch informatie achter te houden," schreef rond 1920 uit Irak een zekere Lawrence of Arabia. "Het Engelse volk is naar Mesopotamië gebracht om daar in een val te lopen, waaruit het moeilijk in waardigheid en eervol zal kunnen ontsnappen."

Ik weet dat de geschiedenis zich niet herhaalt, maar af en toe twijfel ik toch. Hoe zit het met de obsessie tegen Chávez? Heeft die waanzinnige campagne die dreigt, uit naam van de democratie, de dictator te vermoorden, die negen eerlijke verkiezingen gewonnen heeft, niets met aardolie te maken?

En de voortdurende alarmkreten over het nucleaire gevaar van Iran, hebben die niets te maken met het feit dat Iran een van de rijkste aardgasvoorraden ter wereld bezit? En anders, hoe kan dat nucleaire gevaar verklaard worden? Was Iran soms het land dat kernbommen wierp op de burgerbevolking van Hiroshima en Nagasaki?

De in Californië gevestigde firma Bechtel had een concessie voor 40 jaar gekregen voor het water van Cochabamba. Al het water, inclusief het regenwater. Ze hadden zich nog maar net geïnstalleerd of de tarieven werden verdrievoudigd. Er ontstond een volksoproer en de firma moest Bolivia verlaten. President Bush kreeg medelijden met de verstotelingen en troostte hen door hun het Iraakse water te schenken.

Dat was erg gul van hem. Irak verdient het niet alleen geëlimineerd te worden door zijn fantastische rijkdom aan aardolie. Dat land, doorstroomd door de Tigris en de Eufraat, verdient ook het allerslechtste omdat het de rijkste bron van zoet water is van heel het Midden-Oosten.

De wereld vergaat van de dorst. De chemische vergiften verrotten de rivieren en de perioden van droogte laten hen droogvallen. De consumptiemaatschappij verbruikt elke keer meer water, het water is iedere keer minder drinkbaar en wordt steeds maar schaarser. Iedereen zegt het, iedereen weet het: de olie-oorlogen zullen morgen water-oorlogen worden.

In werkelijkheid vinden er al water-oorlogen plaats. Het zijn veroveringsoorlogen, maar de invallers gooien geen bommen en laten geen legers landen. Ze zijn verkleed als internationale technocraten, die de arme landen onderwerpen aan een staat van beleg en privatisering of dood eisen. Hun wapens, dodelijke afpersings- en strafinstrumenten, vallen niet op onder hun kleding en maken geen geluid.

De Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds, twee bladen van hetzelfde pincet, hebben in de laatste jaren in 16 arme landen het water laten privatiseren. Daaronder enkele van de armste van de wereld, zoals Benin, Niger, Mozambique, Ruanda, Yemen, Tanzania, Kameroen, Honduras, Nicaragua, ... De redenering was onweerlegbaar: of u levert het water uit of er is geen genade met de schuld en er komen geen nieuwe leningen.

De experts legden ook geduldig uit dat ze dit niet deden om de souvereiniteit uit te kleden, maar om de landen, die door de inefficiënte staat achtergebleven waren, te helpen om zich te moderniseren. En als de rekening van het geprivatiseerde water voor het grootste deel van de bevolking niet meer te betalen zou zijn, dan was dat des te beter: misschien zou die zo wakker worden uit haar werkschuwheid en proberen vooruit te komen.

Wie is de baas in een democratie? De internationale functionarissen uit de geldwereld, die door niemand gekozen zijn?
Eind october verleden jaar besliste een referendum over het water in Uruguay. Een grote meerderheid van de bevolking stemde en een overweldigende meerderheid daarvan bevestigde dat het water een openbare dienst moet zijn, en een recht van iedereen.

Dat was een overwinning van de democratie tegen de traditie van onmacht, die beweert dat wij niet in staat zijn het water of wat dan ook te beheren, en tegen de slechte naam van het openbaar bezit, dat die slechte naam gekregen had door de politici die het gebruikt en mishandeld hadden alsof wat van iedereen is aan niemand toebehoorde.


Het referendum in Uruguay heeft op internationaal vlak geen weerslag gehad. De grote communicatiemedia hoorden niets van deze veldslag in de water-oorlog, die verloren was door degenen die altijd winnen. Het voorbeeld besmette geen enkel land op de wereld. Dit was het eerste waterreferendum en, voorzover als bekend, was het ook het laatste.


Gepubliceerd op VoltaireNet op 3 november 2005 - vertaald door Dwarslezer.

Geen opmerkingen: