Koos had met zijn twaalf zonen een lange reis achter de rug toen ze na het passeren van een heuvelrug uitkeken over een groot dal. Kilometers ver een prachtige groene vlakte. Hij keek het kringetje van zijn zonen rond en zag dat ook zij genoten van deze aanblik. Hij haalde diep adem en zei: “Jongens, hier blijven we”.
De volgende dagen trokken ze door het dal en snoven de heerlijke geur op van gras en bloemen. Koos besloot om het dal naar zijn zin in te richten. Precies in het midden zette hij een terrein uit van 5 kilometer in het vierkant. Hij zei tegen zijn zonen: Hier komt ons bos. En zo deden ze het. Ze plantten een rij van duizend bomen steeds 5 meter uit elkaar. Dat deden ze nog 3 keer waardoor ze de rand van het bos gevuld hadden met vierduizend bomen. Vervolgens vulden ze het bos op, waarbij ze naar binnen toe de bomen iets dichter bij elkaar zetten. Ze hielden daardoor midden in het bos een open stuk over. Ze hadden nu een bos van een miljoen bomen.
In het midden van het open stuk maakte Koos een lichte verhoging. Daarop zette hij 13 bomen. Eén boom precies in het hart van het bos en in een cirkel daaromheen 12 bomen, voor elk van zijn zonen één. Hij noemde zijn boom ‘de heilige gele boom’. Alle bomen waren groen, ook de boom van Koos maar hij zei tegen zijn zonen dat zijn boom geel was. Eerst keken ze een beetje verwonderd maar omdat hij vol hield zeiden ze hem na dat de boom van Koos geel was.
Lees de volledige tekst, geschreven door Th.M. van Baarle, in «Het Vrije Volk».
Geen opmerkingen:
Een reactie posten