Toen het met de slavenhandel niet meer zo goed ging, en het kleine landje zijn kolonieën kwijt raakte, waardoor ook de fase van het mercantiel kapitalisme (zo noemen economen de handel in gestolen goederen) geleidelijk aan overging in het industrieel kapitalisme, werd de arme bevolking van het landje door honger gedwongen zich in gevaarlijke fabrieken op te offeren om de rijkdommen van degenen die al grote kapitalen hadden vergaard in de koloniale tijd nog verder te laten groeien. Dat leidde er uiteindelijk toe dat er een wet gemaakt werd, waardoor de allerjongste kinderen niet in de fabrieken zouden sterven, omdat ze verplicht de eerste jaren van hun leven school moesten gaan.
Na enkele perioden van grote armoede en oorlogen begon het tot grote groepen van de bevolking door te dringen dat het nodig was de arbeidersklasse te beschermen. Er kwam een vrij uitgebreid pakket aan sociale voorzieningen, waardoor met recht gezegd kon worden, dat iedereen in principe van de wieg tot het graf kon rekenen op een zekere bescherming. Ook werden het onderwijs (en de toegang daartoe) verbeterd, waardoor ook kinderen van "loonslaven" toegang kregen tot hoger onderwijs. De grondwet van het landje zorgde ervoor dat in principe iedereen een aantal grondrechten had, waaronder het recht op een vrije meningsuiting.
Een nadeel daarvan was dan weer wel (althans voor de geldvergarende klasse van nuttelozen) dat de arbeidersklasse mondiger werd (wat leidde tot stakingen en vakbondseisen) en dat de bevolking zich beter realiseerde wat er in de wereld aan de hand was (wat dan weer leidde tot grote demonstraties tegen oorlogen in andere landen en tegen de wapenhandel).
De meerderheid van de politici van het kleine landje (die zogenaamd de belangen van de bevolking behartigden, maar er daarbij van uitgingen dat wat goed was voor de rijken automatisch goed was voor de armen), verzon daarom een nieuw onderwijsstelsel, waarin leerlingen al op heel jonge leeftijd keuzen moeten maken voor hun toekomst. De officiële uitleg was dat op deze manier de opleidingen beter toegespitst konden worden op de wensen van de leerlingen, maar het feitelijke doel was ervoor te zorgen dat voorkomen werd dat studies gevolgd werden die niet in het belang waren van het kapitalisme. Een bijkomend voordeel was dat de bevolking, door het gerichte en minder breed opgezette onderwijs, al vanaf lage leeftijd geen kennis meer maakte met zaken die nadelig zouden kunnen zijn voor de belangen van het kapitalisme. Dit nieuwe onderwijsstelsel werd de Olifantenschool genoemd, een erg ongelukkige naam, want waar olifanten befaamd zijn om hun uitstekende geheugen, diende dit onderwijs er juist voor het collectieve geheugen te verzwakken.
Ter ondersteuning werd ook commerciële radio en -vooral- televisie ingevoerd, waardoor de bevolking buiten de werktijden om beziggehouden kon worden met in hapklare brokken geserveerd 'amusement', waardoor er eigenlijk nauwelijks tijd overbleef om na te denken. Verder werden de media nog zodanig onder controle gebracht dat nieuwsberichten al voor uitzending of publicatie bijgekleurd werden, zodat de bevolking zich zonder protesteren achter de woordvoerder (die in het landje 'premier' genoemd werd) van de kapitalistische uitbuiters schaarde.
Een klein nadeel was dan wel, dat de bevolking, juist omdat ze zelf niet meer nadacht, zich ook gemakkelijk kon laten lokken door andere volksmisleiders, die erin slaagden om tot de media door te dringen. Het duurde wel een tijdje, maar uiteindelijk werd de rechterlijke macht bereid gevonden om dit soort demagogen te vervolgen.
En de bevolking van het kleine landje leefde nog lang, zij het niet gelukkig...
Elke overeenkomst tussen dit sprookje en Nederland, zijn koloniale verleden (met de door Balkenende zo bewonderde VOC-mentaliteit), het kinderwetje van Van Houten, de demonstraties tegen de oorlog in Vietnam, tegen de dictatuur van Pinochet, tegen de neutronenbom en de kruisraketten, de met de Mammoetwet (op 1 augustus 1968) ingezette en sedertdien niet meer onderbroken onderwijs
Geen opmerkingen:
Een reactie posten